Patersdreef Indoor Festival Europahal Tielt (27-01-2018) reporter: Steven Kauffmann - photo credits: Anja Cleemput info organisatie: Patersdreef bands: Steve Harley & Cockney Rebel - Chris Jagger - Irish Coffee - The Heavenly Kings - Flo © Rootsville 2018 |
---|
Nu het Patersdreef Bluesfestival in juli de gitaren aan de wilgen heeft gehangen, gaat organisator Franky Craymeersch dapper voort met een meer rock getinte programmatie in de Tieltse Europahal, en na twee lokale bands staat deze zaterdagavond het legendarische Irish Coffee geprogrammeerd.
De inmiddels 72 jarige William Souffreau trapt, geflankeerd door maar liefst twee gitaristen af met de titelsong van zijn nieuwste cd “Tobacco Fields” waaruit we heel wat nieuw werk krijgen te horen, gelardeerd met klassiekers uit de seventies, zijn leeftijd lijkt hem niet te deren want Souffreau gaat er nog steeds stevig tegenaan en zijn stem is nog steeds krachtig genoeg om het geheel overtuigend te dragen. Van de nieuwe nummers onthouden we uit het begin van de set vooral “Crazy Old Town” en een fors rockend “Walking the Dog”. Ook de titeltrack van de vorige plaat “When the Owl Cries” krijgt hier een mooie beurt. “Bad Boy” knalt stevig uit de versterkers en ook “Got Some Love” grijpt bij het nekvel. In de finale krijgen we nog een fel “Bright Lights” en de klassieker “Masterpiece” geserveerd.
Het publiek weet het duidelijk te appreciëren en hij mag uitgebreid bissen met een extra lange versie van Led Zeppelins “Whole Lotta Love” waarin stukjes “Loser” (Beck), “American Woman” (the Guess Who), Black Sabbat en zowaar een streepje “Suds & Soda” van Deus in verweven zijn. Jong en oud lusten wel pap van deze nog steeds gepassioneerde veteraan die de tand des tijds nog steeds glansvol weet te trotseren.
Daarna zijn we aan de beurt voor Chris Jagger and the Goonies, zijnde de illustere broer van Mick Jagger aangevuld met vrouwlief op viool en drie andere oudgedienden uit dit complex musicerende vriendenclubje dat heel spontaan hun folky mengelmoes van cajun, zydeco, ragtime en New Orleans brengt. Een heel rootsy smeltkroes die met aanstekelijk enthousiasme uit de losse pols zonder setlist spontaan op het podium ontstaat en het publiek wel wist te charmeren, ook al stond dit qua sound mijlenver van het rockgeluid van zijn beroemde broer en diens kompanen.
Hij bracht eigen werk (“Roadman”, “Way tot he Rhythm”, “Like a Dog”) afgewisseld met welgekozen covers van onder andere JJ Cale en Bob Dylan (een felgesmaakt “Stuck Inside of Mobile with the Memphis Blues Again”). De versies werden ingekleurd of langer gerekt in functie van de publieksreacties, spelplezier primeerde hier duidelijk op samenhang of structuur. Bij wijlen klonken er echo’s van Litlle Feat door en merkte je zeker niet dat hier toch ook al weer een zeventiger op het podium stond van jetje te geven. Na een ereschavotje voor zijn gitarist waarbij de nostalgici hun hartje konden ophalen mits een mooie versie van Jimi Hendrix zijn “Little Wing” kregen we nog een koortsig “Channel Fever”, “On the Run” en met “Sing the Blues” was het feestje afgelopen en konden we op naar de hoofdact waarvoor een groot deel van het publiek was komen opdagen : Steve Harley and Cockney Rebel, nog zo een held uit de seventies.
Dit bleek technisch een harde noot om te kraken, want de technische crew van Steve Harley was aanvankelijk niet zo enthousiast over het podiumgeluid waardoor de soundcheck een nogallangdurige bevalling werd en ruim meer dan een uur in beslag nam. Pas om middernachtstonden Harley en zijn band op het podium en dan duurde het gepruts met PA enknopjes nog even door vooraleer een ondertussen doodgemoedereerde Steve Harley van start ging met zijn set. “Here Comes the Sun” rammelde nog een beetje maar met “Judy Teen” zat de sound min of meer in balans en beterde het humeur van Steve Harley gestaag met elke song en werd hij ook wat spraakzamer. Zo vertelde hij dat hij ondertussen een trotse opa was ter inleiding van het lieflijk gezongen “Journey’s End (A Father’s Promise)” dat bij wijze van vaderlijk advies opgedragen was aan zijn ondertussen 34 jarige zoon. Schitterende toetsenpartijen werden gelardeerd met prachtig vioolwerk in lyrische folksongs als “A Friend for Life” en “The Coast of Amalfi” en meer recent werk als “Stranger Comes to Town” en in een verstild “The Last Time I Saw You”.
In de staart van het concert kregen we nog een opmerkelijke cover van David Bowie zijn “Absolute Beginners” en na “All in a Life’s Work” kregen we de song waar het merendeel van het publiek op had zitten wachten: een prachtig gezongen versie van zijn superhit “Sebastian” waarin elk bandlid uitgebreid zijn kunstjes mocht vertonen. Met de obligate bis “Make me Smile” werd de kers gezet op een optreden dat niet in ideale omstandigheden was begonnen “it has been a struggle, but I still had a great time” wist de meester nog te melden.
Zo kwam toch nog een goed einde aan deze drukbezochte indoorversie van Patersdreef Blues na de qua bezoekersaantal enigszins tegenvallende editie van vorig jaar. Op naar 2019 !